Blog: Nieuwe systematiek normaal maatschappelijk risico toegepast in twee nieuwe Afdelingsuitspraken

Op 3 november 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2402) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) een richtinggevende uitspraak gedaan over de toepassing van het percentage normaal maatschappelijk risico bij planschadezaken.

In deze uitspraak zijn nadere handvatten gegeven voor de uitvoeringspraktijk. Hierover is door Pouderoyen Tonnaer reeds op 3 november 2021 een blogartikel gepubliceerd dat u hier kunt lezen. Inmiddels heeft de Afdeling in twee recente uitspraken het nieuwe toetsingskader in de praktijk toegepast. Eerst wordt de nieuwe systematiek over de toepassing van het normaal maatschappelijk risico nogmaals uiteengezet, en vervolgens wordt beschreven hoe de Afdeling aan dit kader invulling heeft gegeven in de uitspraken van 15 en 29 december 2021.

De uitspraak van 3 november 2021 waarin de ABRvS de nieuwe systematiek heeft gelanceerd

In de uitspraak van 3 november 2021 heeft de Afdeling, na eerst de heersende jurisprudentie nogmaals uiteen te hebben gezet, een nadere inkadering gegeven van het toe te passen percentage. In r.o. 7.15 geeft de Afdeling het volgende toetsingskader. Indien de ontwikkeling naar haar aard en omvang binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving en het gedurende een reeks van jaren gevoerde ruimtelijke beleid past, mag het bestuursorgaan een drempel van 5 procent van de waarde van de onroerende zaak toepassen. Indien aan één van beide indicatoren maar voor een deel wordt voldaan, is het hanteren van een drempel van 4 procent in beginsel aangewezen. Indien aan één van beide indicatoren in zijn geheel niet wordt voldaan of indien aan beide indicatoren deels wordt voldaan, is het hanteren van een drempel van 3 procent in beginsel aangewezen. Indien slechts aan één van beide indicatoren voor een deel wordt voldaan, of indien aan beide indicatoren in het geheel niet wordt voldaan, is in beginsel het toepassen van het minimumforfait van 2 procent, zoals bedoeld in artikel 6.2, lid 2, onder b, van de Wro aangewezen.  

Uitspraak ABRvS 15 december 2021 (‘verlenging derde baan Snowworld’ Zoetermeer)

De Afdelingsuitspraak van 15 december 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2829) heeft betrekking op planschade als gevolg van de inwerkingtreding van onder meer het bestemmingsplan ‘Verlenging derde baan SnowWorld’. In deze uitspraak past de Afdeling de nieuwe systematiek voor toepassing van het normaal maatschappelijk risico toe. Eerst toetst de Afdeling of de ontwikkeling (de met het bestemmingsplan mogelijk gemaakte uitbreiding van de derde skibaan van SnowWorld) binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving past. Wat betreft de mate waarin de ontwikkeling naar haar aard en omvang binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving past, is het volgende van belang. De omgeving is landelijk, met bestemmingen die natuur, volkstuintjes en agrarische activiteiten toelaten. De aanwezigheid van SnowWorld, als enige hoogbouw, maakte daar al zeer nadrukkelijk inbreuk op. Door de aard en omvang van de uitbreiding die door de planologische wijziging mogelijk is gemaakt, waarbij de derde skibaan onder andere meer dan twee keer zo hoog is geworden en er een panoramabalkon en een trap-uitkijktoren konden worden gerealiseerd, is die inbreuk aanzienlijk groter geworden. Gelet hierop past de ontwikkeling naar haar aard en omvang dus niet binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving. Vervolgens toetst de Afdeling of de ontwikkeling past binnen het gevoerde ruimtelijke beleid.  De ontwikkeling paste op zich binnen het Beleidskader Leisure en de Visie Buytenpark, maar niet binnen het in de zogenoemde Groenkaart neergelegde beleid. Dit beleid is speciaal aangepast om de verlenging van de skibaan mogelijk te maken. Dit betekent dat de ontwikkeling naar haar aard en omvang slechts gedeeltelijk in het gedurende een reeks van jaren gevoerde beleid past. In het onderhavige geval is slechts aan één van beide indicatoren voor een deel voldaan (en aan de andere indicator in het geheel niet). Dit betekent dat toepassing van het minimumforfait van 2% in dit geval is aangewezen.

Uitspraak ABRvS 29 december 2021 (dierenspeciaalzaak ‘de Lutte’ gemeente Losser)

In de Afdelingsuitspraak van 29 december 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:3002) ging het om een planschadeverzoek met betrekking tot het oprichten van een bedrijfspand ten behoeve van een dierenspeciaalzaak op een inbreidingslocatie in de bebouwde kom van een dorp. In een advies heeft de planschadeadviseur uiteengezet dat de ontwikkeling in het plangebied naar haar aard en omvang gedeeltelijk paste binnen de ruimtelijke structuur van de omgeving. Vervolgens gaat de Afdeling in op de vraag of de planologische ontwikkeling al dan niet binnen het planologische beleid past. Uit het structuurplan valt af te leiden dat het ruimtelijke beleid voor De Lutte was gericht op woningbouw op daarvoor geschikte locaties. In de bij het structuurplan behorende kaart heeft het plangebied een aanduiding voor woongebied. Hoewel de bebouwing op het plangebied niet voor woondoeleinden, maar voor bedrijfsdoeleinden is opgericht, neemt dat dus niet weg dat de ontwikkeling gedeeltelijk - voor zover deze betrekking heeft op het oprichten van bebouwing op een inbreidingslocatie - paste binnen het gedurende een reeks van jaren gevoerde beleid. Dat de boerderij vanwege het ensemble tussen de boerderij, de schuur en de boomgaard is aangewezen als rijksmonument en de beeldbepalendheid van de boerderij en het ensemble wordt doorbroken door de ontwikkeling brengt verder niet met zich dat de ontwikkeling niet was te verwachten. De aanwijzing sluit op zichzelf niet uit dat bebouwing in het plangebied wordt opgericht. Verder is geen sprake van een zeer ingrijpende planologische ontwikkeling die voor appellant tot een uitzonderlijk hoge schade heeft geleid in verhouding tot de waarde van de onroerende zaak.  Indien aan beide indicatoren deels wordt voldaan, is het hanteren van een drempel van 3% in beginsel aangewezen. Uit het voorgaande volgt volgens de Afdeling dat het college voldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd dat de omvang van het normale maatschappelijke risico niet lager is dan 3% van de waarde van de onroerende zaak.

Conclusie

De drie Afdelingsuitspraken van 3 november, 15 december en 29 december 2021 zijn illustratief in het kader van hoe de nieuwe systematiek voor het vaststellen van het normaal maatschappelijk risico dient te worden vastgesteld. In de uitspraak van 3 december 2021 was een drempel van 3% aan de orde, in de uitspraak van 15 december 2021 een drempel van 2% en in de uitspraak van 29 december 2021 wederom een drempel van 3%.  

Meer weten?

Heeft u een vraag over het planschaderecht, of wilt u een planschaderisicoanalyse of planschadebeoordeling laten opstellen? Neem dan contact op met Pouderoyen Tonnaer.

Geschreven door Yuval Schönfeld